Algemeen
Prinses Amalia kiest voor ingetogen rol tijdens Nationale Herdenking: krachtig gebaar van verbondenheid
Op 4 mei 2025 kwam Nederland opnieuw bijeen voor de Nationale Herdenking op de Dam in Amsterdam. Een plechtige ceremonie waarbij het land stilstaat bij alle slachtoffers van conflicten en onderdrukking, met als rode draad: het besef dat vrijheid kwetsbaar is en nooit als vanzelfsprekend mag worden beschouwd. Zoals ieder jaar waren koning Willem-Alexander en koningin Máxima zichtbaar aanwezig. Zij legden een krans bij het Nationaal Monument en stonden tussen duizenden aanwezigen stil tijdens het taptoesignaal en de twee minuten stilte. Maar het was juist de afwezigheid van prinses Amalia op de voorgrond die opviel en vragen opriep.
Geen publieke rol, wel aanwezig
De 21-jarige kroonprinses koos ervoor de herdenking niet op het plein zelf bij te wonen, maar volgde het nationale moment vanuit het Paleis op de Dam, dat direct uitkijkt op het monument. Op enkele discreet gemaakte beelden was te zien hoe zij voorafgaand aan de plechtigheid het paleis binnenging. Hoewel haar aanwezigheid niet werd benadrukt in de live-uitzending, was duidelijk dat Amalia bewust deelnam aan dit nationale moment — in stilte, op afstand, maar zeker betrokken.
Symboliek in stilte
Waarom prinses Amalia er dit jaar voor koos om niet op het plein zichtbaar te zijn, is niet officieel verklaard. Toch roept haar afwezigheid op de voorgrond geen afstandelijkheid op, maar juist betekenis. Het zou kunnen duiden op haar wens om ruimte te geven aan haar ouders als koningspaar, of voortkomen uit veiligheids- of persoonlijke overwegingen. Wat de reden ook is, de boodschap is helder: Amalia nam haar verantwoordelijkheid als lid van het koningshuis op haar eigen manier. Haar keuze voor een ingetogen aanwezigheid past bij de rol die ze langzaam maar zeker begint te vervullen als toekomstig staatshoofd.
Het belang van herdenken
De herdenking op 4 mei blijft elk jaar relevant. In een wereld die snel verandert en waarin nieuwe generaties opgroeien met een ander perspectief op vrijheid, blijft het delen van verhalen en herinneringen cruciaal. De ceremonie op de Dam wordt dan ook steeds opnieuw vormgegeven met actuele thema’s en persoonlijke bijdragen. Zo was het dit jaar journalist en presentator Philip Freriks die een indrukwekkende voordracht hield in de Nieuwe Kerk, vlak naast het plein.
Freriks sprak over zijn broer Jan, die in april 1945 op jonge leeftijd omkwam door een misverstand tijdens een militaire actie van bevrijders. Zijn persoonlijke verhaal liet zien hoe diep gebeurtenissen kunnen ingrijpen in het leven van families — en hoe herinnering een vorm van erkenning en verwerking kan zijn. Het ontroerde velen, thuis en in de kerk. Het herinnerde aan het feit dat wat in het verleden is gebeurd, ook vandaag nog wordt gevoeld.
Amalia’s rol in een veranderende monarchie
Voor prinses Amalia is deze ingetogen deelname een teken van haar groeiende bewustzijn als toekomstig koningin. Ze verschijnt de laatste jaren vaker bij officiële gelegenheden, maar kiest tegelijkertijd zorgvuldig haar momenten. Haar beslissing om de herdenking vanuit het paleis bij te wonen, getuigt van een zekere sensitiviteit voor wat een moment nodig heeft: geen zichtbaarheid om de zichtbaarheid, maar betrokkenheid waar het telt.
De Nationale Herdenking is geen gelegenheid voor publieke profilering, maar een moment van nationale bezinning en verbondenheid. Door in stilte aanwezig te zijn, toonde Amalia aan dat zij deze nuance begrijpt. Ze vertegenwoordigt niet alleen de jeugd, maar ook de overgang van een monarchie in beweging. Jongeren kijken steeds kritischer naar traditie en symboliek, maar zien tegelijk de waarde van rituelen als deze.
Jonge generatie en herinneringscultuur
Amalia’s keuze om de herdenking vanuit het paleis te volgen kan ook gezien worden als een subtiel gebaar richting haar generatiegenoten. Jongeren groeien op in een digitale wereld waarin alles draait om zichtbaarheid. In dat licht is haar onzichtbare aanwezigheid juist krachtig. Ze liet zien dat herdenken niet per se een publieke daad hoeft te zijn, maar ook stil, persoonlijk en reflectief kan zijn.
Op scholen, universiteiten en via social media werd de herdenking breed gedeeld en besproken. Veel jongeren gaven aan geraakt te zijn door het verhaal van Freriks en door de twee minuten stilte. In die stilte zat niet alleen verdriet, maar ook een besef van verantwoordelijkheid. Iets wat Amalia als jonge vrouw in een bijzondere maatschappelijke positie zichtbaar belichaamde.
Een collectief moment van bezinning
De ceremonie op de Dam verliep zoals altijd met precisie en respect. Naast de twee minuten stilte werden er kransen gelegd, klonken toespraken en muziekstukken, en vormde het plein een indrukwekkend decor van saamhorigheid. Families, jongeren, ouderen, mensen met dienstervaring — allen stonden zij stil bij de offers van het verleden. De eenvoud van het moment is juist wat het zo krachtig maakt.
Ook al was prinses Amalia niet zichtbaar tussen de aanwezigen, haar aanwezigheid achter de schermen werd door velen toch gevoeld. Ze maakt duidelijk dat herdenken geen verplichting is voor de bühne, maar een innerlijk gebaar. In een tijd waarin publieke figuren vaak alles delen, is haar terughoudendheid verfrissend en krachtig.
De kracht van afwezigheid
Soms zit er juist in afwezigheid een diepe betekenis. Amalia’s keuze om op afstand aanwezig te zijn, gaf ruimte aan het collectieve karakter van het moment. Het is een voorbeeld van leiderschap in wording: weten wanneer je spreekt, en weten wanneer je luistert. Wanneer je zichtbaar bent, en wanneer je plaatsmaakt.
Voor een toekomstig staatshoofd is dat misschien wel een van de belangrijkste lessen. Haar beslissing toont dat ze niet alleen begrijpt wat het betekent om publiek figuur te zijn, maar ook hoe je met respect omgaat met momenten van nationale betekenis.
Herinnering als opdracht
De herdenking op 4 mei is geen terugblik puur om te herdenken. Het is ook een opdracht aan de toekomst: om te blijven herinneren, te blijven vertellen, en te blijven waarschuwen. In een wereld waarin conflicten niet verdwenen zijn, en waarin vrijheid wereldwijd nog steeds onder druk staat, blijft dit ritueel een krachtig baken.
Dat leden van het koningshuis daar onderdeel van zijn, in welke vorm dan ook, bevestigt hun symbolische rol binnen deze maatschappelijke opdracht. Amalia’s bijdrage — zij het op afstand — was er daar één van.
De toekomst van herdenken
Met het verstrijken van de jaren verandert ook de manier waarop herdenken vorm krijgt. Digitale herdenkingsprojecten, nieuwe stemmen en persoonlijke verhalen zorgen ervoor dat 4 mei blijft leven. Jongeren zoeken naar manieren om zich te verbinden met het verleden, vaak op hun eigen manier.
Amalia’s ingetogen aanwezigheid kan worden gezien als een teken van deze ontwikkeling. Niet traditioneel, niet prominent, maar toch betrokken. Het laat zien dat er ruimte is voor vernieuwing binnen rituelen, zolang de kern — respect en herinnering — behouden blijft.
De stilte die blijft
Toen de plechtigheid eindigde, was er muziek, waren er bloemen, en keerde de stad langzaam terug naar haar dagelijkse ritme. Maar de stilte die tijdens die twee minuten over het plein hing, bleef nog even hangen. Ook bij wie het thuis meebeleefde, in dorpen, steden en huiskamers.
In die stilte klonk ook de aanwezigheid van een jonge vrouw met een grote toekomst. Prinses Amalia stond daar niet fysiek, maar wel in verbondenheid. En dat is misschien wel het krachtigste gebaar van allemaal: het tonen van leiderschap zonder woorden, van betrokkenheid zonder schijnwerpers.
Dat is wat herdenken ook betekent: ruimte geven, stilstaan, en de waarde erkennen van ieder gebaar — hoe klein of onzichtbaar ook.

Algemeen
Nieuw plan Rob Jetten roept enorme weerstand op in het hele land: ”Waar stopt dit”

Rob Jetten wil straatverlichting dimmen: waarom zijn voorstel zoveel losmaakt in Nederland
Het debat over energie, duurzaamheid en de toekomst van ons stroomnet bereikt steeds vaker de dagelijkse leefomgeving van Nederlanders. Waar de energietransitie lange tijd draaide om grote windparken, zonnepanelen en internationale klimaatdoelen, schuift die discussie nu steeds zichtbaarder richting maatregelen die bewoners direct raken. Een van de meest besproken voorstellen van dit moment komt van D66-leider Rob Jetten, die onlangs opperde om in heel Nederland de straatverlichting in de avonduren te dimmen of op rustige momenten zelfs (deels) uit te schakelen.

De gedachte daarachter is volgens Jetten eenvoudig: als Nederland slimmer met energie omgaat, kunnen we het overbelaste stroomnet ontlasten en tegelijkertijd het bewustzijn vergroten over ons eigen energieverbruik. Maar wat voor de één klinkt als een praktische stap in een groter duurzaamheidsplan, voelt voor de ander als een directe aantasting van veiligheid, leefbaarheid en comfort.
Het voorstel leidde binnen enkele uren tot een vloedgolf aan reacties. Zowel online als in lokale gemeenteraden werd fel gediscussieerd over de vraag: kan je zomaar het licht in de openbare ruimte terugschroeven?
In deze uitgebreide analyse zetten we de achtergronden, reacties, zorgen én mogelijke oplossingen op een rij.

Waarom straatverlichting volgens Jetten op tafel ligt
Rob Jetten, die zich tijdens zijn politieke loopbaan heeft ontpopt tot een van de meest zichtbare voorstanders van een duurzame toekomst, benadrukt dat Nederland op een belangrijk kruispunt staat. De vraag naar elektriciteit stijgt razendsnel, onder meer door de groei van elektrische auto’s, warmtepompen, datacenters en industrieën die overstappen op elektrisch produceren.
Het stroomnet raakt daardoor steeds voller. Op sommige plekken zijn er al wachtlijsten voor bedrijven, sportclubs en woningprojecten die willen aansluiten.
Volgens Jetten is het daarom noodzakelijk om te kijken waar op korte termijn ruimte gecreëerd kan worden:
-
zonder ingewikkelde procedures,
-
zonder miljardeninvesteringen,
-
en zonder ingrijpende verbouwingen.
Openbare verlichting vormt daarbij een interessant puzzelstuk. In Nederland staan ruim 3,5 miljoen lichtmasten, die samen verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van het energiegebruik van gemeenten.
Dat betekent volgens Jetten niet dat het licht overal en altijd uit moet. Hij pleit voor slimme verlichting: fel waar nodig, gedimd waar mogelijk.

“Het gaat niet om besparen om het besparen,” benadrukte hij. “Het gaat om bewust omgaan met energie op momenten dat het net overbelast is.”
Hij wijst erop dat veel gemeenten al experimenteren met sensoren, dimschema’s en energiezuinige LED-verlichting. In sommige dorpen gaat het licht automatisch feller branden zodra er iemand langsloopt; op andere plekken wordt verlichting ’s nachts al deels gedimd.
Toch vindt Jetten dat dit niet langer afhankelijk mag zijn van individuele gemeenten: er moet een landelijke strategie komen.

De zorgen van burgers: ‘Een donkere straat voelt niet veilig’
Waar Jetten vooral kijkt naar duurzaamheid en het efficiënt inzetten van energie, klinkt bij veel Nederlanders een heel andere zorg: veiligheid.
1. Onveiligheidsgevoel
Vooral vrouwen, ouderen en ouders van tieners spreken zich daar duidelijk over uit. Donkere straten worden al snel geassocieerd met onoverzichtelijke situaties, minder zicht en een groter gevoel van kwetsbaarheid.
Het gaat daarbij niet alleen om daadwerkelijke risico’s, maar vooral om het gevoel dat ontstaat wanneer een buurt minder verlicht is.
“Je voelt je gewoon minder
prettig in het donker,” schrijft een gebruiker op X.
“Hoe leg ik mijn dochter van 15 uit dat ze voortaan door donkere
straten naar huis moet fietsen?”
2. Verkeersveiligheid
Verkeersdeskundigen wijzen daarnaast op de gevaren van te weinig licht op:
-
rotondes
-
kruispunten
-
fietspaden
-
oversteken
-
landelijke wegen zonder vangrails
Nederland is een fietsland, en goede zichtbaarheid is een belangrijk onderdeel van verkeersveiligheid. Vooral in de herfst- en wintermaanden, wanneer veel scholieren vroeg vertrekken en laat thuiskomen, kan dimmen volgens experts tot verwarrende of gevaarlijke situaties leiden.
Een verkeersonderzoeker uit
Utrecht verwoordde het zo:
“Het is een begrijpelijke maatregel vanuit energiebesparing, maar
we moeten ontzettend voorzichtig zijn. Je wilt geen risico dat te
voorkomen was.”
Is de energiewinst wel zo groot?
Een andere lijn van kritiek richt zich op de vraag of deze maatregel überhaupt veel oplevert. Straatverlichting zou volgens sceptici maar een klein deel zijn van het totale energieverbruik in Nederland.
Critici noemen het daarom symboolpolitiek: zichtbaar, maar niet substantieel.
Waarom, zo vragen zij, ligt de focus op:
-
gezinnen,
-
woonwijken,
-
dorpen en steden,
terwijl energie-intensieve sectoren zoals industrie, datacenters, agrarische bedrijven en luchtvaart minder vaak onderwerp zijn van dergelijke maatregelen?
De kritiek komt neer op één
vraag:
Wordt de
verantwoordelijkheid eerlijk verdeeld?
Jetten reageerde daarop door te zeggen dat de energietransitie een gezamenlijke inspanning is, waarbij zowel grote als kleine maatregelen bijdragen aan het geheel.
Experts vragen om nuance: niet overal hoeft het licht aan te blijven
Hoewel veel Nederlanders moeite hebben met het voorstel, klinkt er ook constructieve feedback.
Locatiegebonden verlichtingsplannen
Steeds meer experts pleiten voor een gebiedsgerichte aanpak. Niet elke straat hoeft dezelfde hoeveelheid licht. Mogelijke plekken waar dimmen wél verantwoord kan zijn:
-
lege parkeerplaatsen na 22.00 uur
-
industrieterreinen buiten werktijden
-
fietspaden met sensoren die licht aanzetten bij beweging
-
sportcomplexen die ’s nachts gesloten zijn
-
parken waar geen doorstroom is
Deze aanpak wordt in delen van Duitsland en Scandinavië al toegepast.
Slimme technologie als alternatief
Nederland loopt technisch voorop en beschikt over:
-
LED-lampen die 90% minder energie verbruiken dan oude lampen
-
sensoren die licht automatisch laten oplichten bij beweging
-
slimme lantaarnpalen die onderling communiceren
Volgens ingenieurs is het zelfs mogelijk om verlichting volledig te laten reageren op het aantal voorbijgangers, de verkeersdrukte en weersomstandigheden.
De vraag is dus niet óf er bespaard kan worden, maar hoe dat kan zonder dat mensen zich onveilig voelen.
Gemeenten zitten klem: zij moeten het uiteindelijk uitvoeren
Gemeentebesturen reageren verdeeld. Veel gemeenten willen wel bijdragen aan energiebesparing, maar benadrukken dat zij dagelijks verantwoordelijk zijn voor de leefbaarheid van wijken.
Een wethouder uit
Noord-Brabant zei hierover:
“Wij zijn de eersten die gebeld worden wanneer een lantaarnpaal uit
staat. Mensen voelen het meteen in hun eigen straat. Je kunt dat
niet met één landelijke maatregel oplossen.”
Daarnaast zitten veel gemeenten vast aan:
-
bestaande verlichtingscontracten
-
onderhoudsplannen
-
oude infrastructuur die niet zomaar aangepast kan worden
Een landelijke verplichting zou daarom niet alleen gevoelig liggen, maar ook technisch lastig uitvoerbaar zijn.

De grotere discussie: wie draagt de last van de energietransitie?
Onder de oppervlakte speelt
een bredere vraag:
Wie draagt het meest de
gevolgen van duurzaamheidsmaatregelen?
Burgers zien steeds:
-
hogere energierekeningen
-
strengere regels in huis
-
discussies over zonnepanelen en warmtepompen
-
nu ook mogelijke aanpassingen in de openbare ruimte
Daarbij ontstaat het gevoel dat huishoudens veel moeten inleveren, terwijl grote bedrijven minder zichtbare offers brengen.
Jetten benadrukt dat dit beeld niet klopt en dat het bedrijfsleven juist zware transitie-eisen krijgt opgelegd. Toch blijft het gevoel bestaan dat de balans niet altijd eerlijk voelt—een gevoel dat eerder al opdook in debatten over stikstof, klimaatplannen en woningbouw.

De politieke dimensie: waarom het voorstel gevoelig ligt
In de politiek wordt het voorstel nauwlettend in de gaten gehouden, omdat het raakt aan gevoelige thema’s zoals:
-
veiligheid
-
leefbaarheid
-
energiearmoede
-
vertrouwen in de overheid
Voor oppositiepartijen vormt het voorstel een kans om vragen te stellen over de koers van het klimaatbeleid. Coalitiepartners worstelen juist met de balans tussen ambitie en uitvoerbaarheid.
Er wordt gevreesd dat een maatregel die als “klein en praktisch” wordt gepresenteerd, in de praktijk kan uitgroeien tot een bron van grote maatschappelijke weerstand.

Waar liggen de kansen voor een gezamenlijk plan?
Als er één ding duidelijk is, dan is het dat niemand in Nederland zit te wachten op onveilige situaties. Maar veel Nederlanders zien wél dat energiebesparing gewenst is.
De oplossing lijkt daarom te liggen in een combinatie van:
-
slimme technologie
-
gebiedsgericht maatwerk
-
goede communicatie
-
burgerparticipatie
-
transparante data over effecten en energiewinsten
Een landelijke strategie kan werken — maar alleen als deze rekening houdt met de diversiteit van Nederlandse straten, wijken en inwoners.

Een gesprek dat nog lang niet voorbij is
Het voorstel van Rob Jetten heeft losgemaakt wat veel Nederlanders al langer voelen: de energietransitie schuift steeds dichter naar het persoonlijke domein. Waar het eerst ging over windmolens, CO₂-doelen en internationale afspraken, gaat het nu over de straat waarin je woont en de route die je ’s avonds fietst.
De behoefte aan duidelijkheid, nuance en veiligheid is groter dan ooit.
De komende maanden zullen bepalend zijn voor hoe dit voorstel verder wordt opgepakt. Gemeenten, experts, bewoners en politici zullen hun stemmen laten horen. Want hoe noodzakelijk energiebesparing ook is, de manier waarop dat gebeurt moet passen bij het dagelijks leven van miljoenen Nederlanders.
Wat vind jij?
Moet Nederland slimmer omgaan met verlichting, of is dit een grens
die niet overschreden mag worden?
Praat mee op onze Facebookpagina en deel je mening.





